Direct naar de inhoud.

Mareike Geys


Mareike Geys werd in Rotterdam geboren, maar bracht haar jeugd in Den Haag door. "Als heel jonge meid al wilde ik kunstenares worden. Tekenen en schilderen waren mijn grote passie en dat is zo gebleven." Geys studeerde aan de Vrije Academie in Den Haag, waar zij zich hoofdzakelijk bezighield met modeltekenen. Na haar afstuderen in 1965 verhuisde zij naar Haarlem en vervolgde haar studie aan Ateliers 63, toen nog een betrekkelijk nieuw instituut. Ze kreeg daar les van onder meer de schilders Ger Lataster en Pierre van Soest. "Zij vertegenwoordigden een andere richting in de schilderkunst. Ook ik heb heel kort lyrisch-abstract geschilderd. Maar er kwamen al snel herkenbare objecten in mijn werk terecht." Geys verhuisde in 1968 naar Amsterdam. En in datzelfde jaar ontving zij de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst. Een prijs die haar tussen 1968 en 1973 maar liefst vijfmaal ten deel viel. Het waren de jaren waarin ze veel experimenteerde. "In 1972 maakte ik een hele serie schilderijen waarop ik borduurde. Nog steeds heb ik de behoefte om buiten dat platte vlak van het doek te geraken." Niet alleen verwerkte ze wol in haar werken. Maar ze plakte ook grote aantallen mosselschelpen op haar doeken. Tot op heden spelen de opbrengsten van haar jarenlange experimenteerdrift een belangrijke rol in haar werk. "Naarmate ik langer schilder, put ik meer uit mijn eigen schildergeschiedenis."
Evenals vele kunstenaars voor haar, waagde Geys zich in de jaren tachtig aan het schilderen van zeegezichten. Ze schilderde haar associaties met de zee: mosselen, golven, rotsen, bootjes, vissen en hout. Bij toeval ontstond op één van de eerste schilderijen een gezicht. De neus werd gevormd door een rots, de mond door een vis. Zo werd de eerste van de reeks van 50 surreële zeegezichten geboren. Beeldelementen, zoals de schelpen, mosselen, vissen, rotsen en golven uit deze serie gebruikte ze voor de schilderijen en tekeningen die daarop volgden. Niet langer vormden deze elementen ‘gezichten'. Maar het surreële aspect bleef, zoals in de tekening waar zij talloze gestileerde waterdruppels zo groepeert, dat ze samen één waterdruppel vormen. Door haar wonderlijke verdraaiingen van de werkelijkheid kan zij in de traditie geplaatst worden van surrealistische schilders zoals René Magritte, Marcel Broodthaers en Guillaume Bijl.
Eind 1993 exposeerde zij in Museum Het Princessehof in Leeuwarden haar serie tegelschilderijen. "Inspiratiebron was voor mij de Delftsblauwe tegel, die iedereen wel kent." Geys breidde haar thema water uit met de andere drie elementen vuur, aarde en lucht. "Het is een vierdelige reeks van symmetrische composities (95 x 95 cm) geworden met hoekornamenten en een motief in het midden. Elk met zijn eigen kenmerkende kleur: aarde groen, water blauw, vuur rood en lucht violet. Binnen de reeks Water schilder ik bijvoorbeeld een ‘tegel' met blauwe golven in de vier hoeken en in het midden drie boten in een kolkende golf."
Ook in de werken hierna verwijst zij naar het landschap, zoals in haar serie koffers, waarin ze op geschilderde houtnerven, haar herinneringen aan onder meer zeegezichten schilderde. En in haar aquarellen van paddenstoelen. "Met mijn voeten liep ik over het natte papier. Zo liet ik sporen achter, net als de paddenstoelen."

Meer van Kunst in Huis

Meld u aan voor de nieuwsbrief!